Succes kent vele voorvaders

“Wie zijn die schippers en waar komen ze vandaan?” Mompelende toeschouwers sloegen de ontwikkelingen in de wedstrijd met verbijstering gade. Bij de zinderende eindstrijd op het Sneekermeer liet het Feanwâldster skûtsje ‘De Hoop’ de gevestigde zeilorde nipt achter zich. Aan het helmhout de volslagen onbekende schipper Nico van der Woude, aan dek zijn beide zonen Stijn en Sierk en hun zus Ismene.

Dat was schrikken geblazen voor de letterlijk en figuurlijk gearriveerde vloot. De opvarenden van het volledig gerestaureerde winnende Veenwoudster skûtsje ‘De Hoop’ vormen als team een nieuwe eend in de vertrouwde Friese bijt. Daar zijn de marges traditiegetrouw klein en maken dezelfde schippersfamilies al jaren onderling de dienst uit. Tot nu dus, want Van der Woudes, nazaten van Friese schippers om utens winnen onverwacht en ongenaakbaar.

 

vrouwgrietjeboot

Hoezo kleine wereld? Daar liet de hossende en feestende Van der Woude-clan zich vorige week na de race weinig aan gelegen liggen. Vader Nico breekt zich er het glunderende hoofd niet over. Hij geeft met een Joustra in de knuist wel volgaarne uitleg over de achtergronden van het welslagen:

“Kijk, het is natuurlijk al uniek, dat wij voor Veenwouden mee kunnen zeilen, fier ben ik op de De Hoop, in moai behelle skip. Nog trotser ben ik echter als vader – ik geef toe: het is een cliché – maar als ik aanschouw, hoeveel werk het de kinderen heeft gekost om dit te bereiken. Dat ziet natuurlijk lang niet iedereen.

Het is allemaal wel verklaarbaar: het water zit ons zogezegd nog altijd in het bloed. Mijn wieg stond op De Vrouw Grietje (dat beunschip ligt tegenwoordig trouwens bij de voormalige steenfabriek aan het Dokkumergrootdiep, nabij Eastrum), mijn vader Chris was enkele jaren binnenvaartschipper en hij heeft die liefde voor het water niet van een vreemde. Onze Friese voorouders hebben namelijk generaties lang om den brode gevaren. Chris’ overgrootvader, Minne Meinderts (Bergum 1857 – Groningen 1942) stapte uiteindelijk van boord. Maar je ziet: “het bloed kruipt spreekwoordelijk toch, waar het ogenschijnlijk niet gaan kan.”

Van der Woude zet haarfijn op een rijtje, waar die geheimzinnige kracht van het water weg zou kunnen komen: “De vader van Minne, Meindert Tjallings van der Woude (Veenwouden 1822 – Glimmen 1896) en zijn vrouw, Froukje Minnes Weima (Drachten 1824 – Groningen 1908) woonden nagenoeg hun hele leven aan boord van hun schuit, als vervoerder en als potschipper. Dat geldt overigens ook voor zijn ouders. Tjalling Sierks Woudstra/Walstra/Van der Woude (Veenwouden 1797 – Oostermeer 1866) en Sjoerdje Meinderts Leij (Veenwoudsterwal 1799 – Bergum 1888) waren schippers op de tjalk, ‘De Hoop’. Ze gingen letterlijk de boer op met potten en pannen, maar transporteerden ook de nodige scheepsladingen. De Hoop was een diggelschip, maar daar hoeft niet laatdunkend over gedaan te worden, want het skûtsje wordt als het zo uitkomt ook gebruikt voor het ruigere transportwerk binnen en buiten Fryslân.”

Wanneer Van der Woude spreekt over ‘De Hoop’ druipt de geestdrift er werkelijk af. De voorgeschiedenis van de tjalk is inmiddels genoegzaam bekend. Het schip werd onlangs in het Groningse Glimmen teruggevonden. Na een minutieus opknapkarwei ging het wedstrijdwaardige skûtsje vorige dus week aan de haal met de eindoverwinning.

De schipper vervolgt: “Ook onze voorouders uit de achttiende eeuw kenden als veenbazen en praameigenaar het water van nabij: Sierk Sijes Woudstra (Veenwouden 1772 – 1813) en zijn vrouw, Neeltje Tjallings Huizinga (Veenwouden rond 1772 – 1833) verdienden een aardig deel van hun boterham op het water. Sierk is een zoon van Sije Harmens, schuiteschipper, en Sjoukje Eelkes. Uiteraard bestaan er bewijzen voor die band met het water. Zo is Sije in 1787 een ferm bedrag schuldig aan Albert Jans, scheepstimmerman te Veenwouden, vanwege ‘coop en leverantie van een coffeschip, lang over steven 40 voet, wijd 9 voeten’. Sije is op zijn beurt een zoon van Harmen Sierks (Bakkeveen 1713 – Veenwouden ca. 1779) en Claaske Sijes (Twijzel ca. 1712 – Buitenpost 1741). Harmen was in 1749 ten tijde van de quotisatie ‘arbeider’, maar verdiende ook als veenbaas de kost. Harmen Sierks en zijn tweede vrouw, Froukje Fokkes, echtelieden te Veenwouden, zijn geld schuldig aan Jarig Pieters, scheepstimmerman te Birdaard, vanwege de aankoop van een nieuwe bolpraam.”

Het rijtje voorouders zit er verbazingwekkend goed in bij Van der Woude. En hoewel de opsomming lang is, zou het inderdaad de passie voor het water kunnen verklaren: de Van der Woudes varen – een kleine onderbreking daargelaten – al ruim drie eeuwen.

Als het aan Van der Woude ligt, is de roerloze periode definitief voorbij, staan de beste stuurlui niet langer aan wal en ligt er een roemrijke toekomst in het verschiet voor de schippersfamilie. “Sinds eind 2015 wonen we weer in It Heitelân, in Ternaard. We zijn nu letterlijk terug van weggeweest. Ik wil er absoluut geen sterk verhaal van maken, maar volgend jaar staan we er weer, reken maar!”