Koarterfrysk

FYI. Precieze cijfers kan ik niet overhandigen, maar het overgrote deel van de leerlingen voor mijn neus is Friestalig. Gewoon een vaststelling, niets meer en niets minder. Dat Fries zetten de brave scholieren naar eigen zeggen in de digitale wereld argeloos voort in chats, sms’jes, tweets en appjes, ongetwijfeld in wat ik Koarterfrysk zou willen noemen. OMW ffkes w8tsje.

Er is wel iets vreemds aan de hand met die pogingen om elkaar in hun memmetaal berichtjes te sturen. Ze duimen op hun beeldschermpjes, op die kleine sarcofaag van hun ziel, hun boodschappen bijna altijd neer in fonetisch Fries. Daar is een reden voor: slechts een enkeling kan ook (goed) Fries schrijven – de jeugd erkent het in taalkundelessen ruiterlijk. De jongeren typen dus online ‘Sa’t it klinkt, meneer.’ Zoals de Friese zinnen in hun hoofd klinken. In klare taal betekent dat YOLO, ze rommelen maar wat aan, ze maken er maar wat van. Geen nood, het schijnt een vlotte communicatie niet in de weg te staan.

Koarterfrysk. Is dat goed of slecht voor de toekomst van de Friese taal? Leidt al die whatsapptaal tot taalverloedering? Teloorgang? Rampspoed?

Het doet er allemaal niet toe. Grammar nazis, schoolfrikken en (Friese) taalpuristen kunnen gerust het houten hoofd in het kussen leggen. Het komt allemaal goed, want dit taalverschijnsel is overoud.

Een kleine vierhonderd jaar geleden, op 2 maart 1631 bijvoorbeeld ondertekent Minne Jans ‘woonende te raerd inde Grietenije rarderham’ voor het nedergerecht van Opsterland een schuldbekentenis voor veertien carolusguldens aan zekere Oene Jans, wonende te Smallenee.

Nomen est omen: als je aan de naam van Minne al niet hoort dat hij een Fries is, dan toont zijn fonetische handtekening onder de door grietenijsecretaris Saecke van Teyens opgestelde akte het wel, als een heuse PM uit het verleden. Mijanne IJansz. Wollah!