Onderwijsomerta/onder correctoren

 

Toppunt van toetscircus. In dit jaargetijde examineert de ene helft van Nederland het andere deel. Het traditionele oogstfestijn is weer aan de gang. Laat ons echter niet urmen – er zijn plekken op de wereld waar levensechte problemen bestaan.

Die jaarlijkse examenkoorts laat hier ondertussen vrijwel niemand onberoerd. Iedereen heeft wel een achterneef, bonusdochter of buurjongen die de vuurproef moet doorstaan. Misschien is het een betekenisvolle initiatierite – iedereen moet ooit met het water voor de dokter, al dan niet met het klamme zweet in de handen. Het is voor examinandus en omgeving, in fraai Nederlands, een life event. Voor menigeen is dat hele examen trouwens een blijvend verontrustende ervaring, ook na vlag, slingers en diploma.

Enerverend zijn die examens ook dikwijls in een vrijwel onopgemerkte dimensie: onder correctoren. Het blijft een vreeswekkend, nou nee, verbazingwekkend fenomeen, ook in mijn vierde decennium als examinator.

De klassieke dubbelcorrectie. Er bestaat bij geen enkel schoolvak een cursus voor, dit is de praktijk tegen wil en dank. Nu wil dat niet zeggen dat we in onderwijsland maar wat aanrommelen. Eerste en tweede corrector doen hun werk doorgaans nauwgezet. En natuurlijk zijn er leraren die er met de pet naar gooien: een A is geen B, 3% is geen 12%. Het gros van het lerarenkorps doet echter écht zijn best. Het aansluitende overleg tussen beide correctoren is doorgaans prettig en collegiaal, op basis van respect, professionaliteit en vooral: met gevoel voor de leerling. Zoete broodjes bakken hoeft niet. Verschil van inzicht mag, is uit de aard van de zaak eigenlijk onontkoombaar. Het gaat ergens over, waar nodig op het scherpst van de snede, maar aan het eind middelt men.

Die verdraaide dubbelcorrectie. Regelmatig loopt het toch anders – en nu kantelt dit stuk, want ik druk mij eufemistisch uit. Wat heet, de situatie kan penibel en stekelig worden, zeker wanneer de gevreesde woorden ‘open vraag’ en ‘polyinterpretabiliteit’ opduiken. Man, man. Ieder jaar weer ontstellende verhalen over het leed dat eerste of tweede corrector heet. Achteraf en omfloerst opgedist, dat wel. Cijfers rond dit fenomeen zijn mij niet bekend, maar het komt overal en bij ieder vak voor: de collega (jawel!) die hoogstpersoonlijk even de richtlijnen uit de doeken doet. Zo zit dat – en beslist niet anders. Punt uit. Quatsch natuurlijk en bovendien weten we inmiddels wel dat van al te strikte exegese meestal niets dan doffe ellende komt. Ook in onderwijsland is de mens de mens een wolf.

Die vermaledijde dubbelcorrectie. Wat in theorie prima lijkt te werken (Het bestaat toch al jaren?) is de facto een wrak systeem, een speelveld voor schoolfrikken. Wie pech heeft, treft een scherpslijper met apodictische uitspraken, een havik die speelveld en spelstijl wil bepalen. Gestaalde vakgenoten die er met gestrekt been ingaan. Haarklovers die anderen eigengereid de maat nemen, alsof ze bij de raadsbesluiten van een Opperwezen aanwezig waren. De docent is de docent een wolf.

Barbertje moet dus hangen en het gaat best vaak op die wijs. Iedereen weet dat, iedereen kent het, maar over dat gehakketak praten, ho maar. De jaarlijkse oefening in deemoedigheid is een treffend voorbeeld van een onderwijsomerta. Hoor je niets, dan gaat het vast goed in het belendende klaslokaal. Over wat kwetsbaar maakt, zwijgt men beter.

Die dekselse dubbelcorrectie. Het zou dienstig zijn om dit eigentijdser, professioneler aan te pakken – vandaar dat ik uit de school klap. Jaag Pennewip uit zijn hok.

De oplettende lezer ziet dit stuk niet eindigen met een concreet voorstel. Klopt, maar het gaat hier om stof tot nadenken. En ik heb de wijsheid niet in pacht. Ik kijk wel link uit. Nu ja, ik heb toch nog wel iets op mijn lever: moeten we niet naar op andere leest geschoeide examens? Of, toedeledokie, die hele toetserij domweg de prullenbak in? En hoe dan wel verder? Dat weet ik niet zo recht, maar eerste passen zijn altijd wankelmoedig. Wel meen ik oprecht dat het onderwijs ook hier behoefte heeft aan interventies en -strategieën op wetenschappelijke basis – en laten we dan waken voor het obligate goeroegedoe en lemmingengedrag. Dat zou wat zijn: een ferme brug oprichten tussen onderzoek en onderwijspraktijk, want daar is veel goeds en schoons aan beide oevers.

Laat de docent de mens een mens zijn. Dat is pas geslaagd.